Het ‘duizenddingen doekje’ van de volkshuisvesting

Geplaatst door CorporatieMedia op
 

Woonruimteverdeling wordt wel eens omschreven als ‘het duizenddingen doekje van de volkshuisvesting’. Daarmee wordt bedoeld dat het geschikt is om ongeveer alle volkshuisvestelijke problemen mee op te lossen. Dit is uiteraard een misverstand. Woonruimteverdeling is bovendien een begrip dat niet bij iedere Nederlander direct een belletje doet rinkelen. Totdat het gaat over de lange wachttijden voor een sociale huurwoning. Dan begrijpt iedereen wel waar het over gaat.

Alleen als lid van de club kreeg je een woning
Al sinds de oprichting van de eerste (voorlopers) van woningcorporaties speelt de vraag wie welke woning krijgt. Lange tijd ging die verdeling volgens de verzuilde lijnen van onze samenleving. Aan de naam kon je al zien tot welke zuil de vereniging behoorde. Zo waren er socialistisch woningbouwverenigingen (“De Dageraad”), protestantse verenigingen (“Patrimonium”) terwijl de katholieken zich meestal vernoemden naar een bekende Joodse timmerman (”Sint Joseph”). Daarnaast bestonden er verenigingen voor bepaalde beroepsgroepen zoals “Ons Belang” voor onderofficieren en “De Gemeenschap” voor de beter betaalde werknemers van de spoorwegen in Nijmegen. Alleen als je lid was van de club kwam je in aanmerking voor een woning. Vaak was dan nog steeds onduidelijk wie, wanneer en waarom in aanmerking kwam voor een woning.

Omdat verenigingen steeds meer loskwamen van hun oorspronkelijke doelgroepen en er behoefte was aan meer transparantie bij de verdeling, werd in Delft het zogenaamde aanbodgerichte model voor woonruimteverdeling bedacht en ingevoerd. Het idee was om vrijkomende woningen centraal te publiceren zodat elke belangstellende daar kennis van kon nemen en kon reageren. Dat vereiste wel een centraal punt waar woningen gepubliceerd werden, alsook afspraken over wie voor welke woning in aanmerking kwam.

Criteria voor woonruimteverdeling
Criteria om een woning te kunnen krijgen staan overzichtelijk beschreven in een publicatie van RIGO en OTB (Rigo – OTB. (2006). Woonruimteverdeling opnieuw bekeken. Bouwstenen voor discussie (Nr. 94680): “Als we het hebben over verdelingssystemen, dan is het zinvol om die verzamelterm uiteen te leggen in een aantal samenstellende delen. We noemen er vier:

1. De toelatingscriteria bepalen wie überhaupt in aanmerking komt. Vaak is er bijvoorbeeld sprake van een  maximuminkomen, of een vereiste van sociale of economische binding aan een regio.

2. De passendheidscriteria bepalen wie voor welke woning (‘match’) in aanmerking komt. Vaak is er sprake van huur/inkomenstabellen en van woningbezettingsnormen.

3. De volgorderegels bepalen wie er als eerste aan de beurt komt. Woonduur en inschrijfduur zijn het meest gehanteerd, maar er zijn varianten voorhanden (in te delen in beleidsvrij, beleidsmatig en marktconform).

4. De modelkeuze bepaalt hoe vraag en aanbod elkaar ontmoeten. Verreweg het meest gehanteerd wordt het aanbodmodel, waarin vrijkomende woningen worden geadverteerd en de woningzoekende zelf kiest en reageert. Het optiemodel werkt eigenlijk andersom (à la de zoekopdracht) en er zijn diverse subvarianten.” Sinds 2010 wordt ook vaak een deel van de woningen verloot.”

De vier bovengenoemde aspecten nemen we nader onder de loep [….]

Verder lezen?

Het volledige artikel is beschikbaar in ons lustrumboek ‘De Puzzel van de Woonruimteverdeling’.

Ja, ik ontvang graag een exemplaar!

Mail ons